Deze planten worden vaak als sierplant gekweekt vanwege hun grote en vaak felrode bloemen, maar ook vanwege hun eetbare zaden.
Zaai zaden direct in warme grond zodra het gevaar voor vorst voorbij is.
Plant bonenzaden ½ "diep en 2-3" uit elkaar. Ruimterijen minstens 24 inch uit elkaar.
Snijbonen kunnen worden aangetast door een aantal ziekten, waaronder anthracnose, bacteriële bruine vlek en bacteriële verwelking. Sommige van deze ziekten kunnen meerdere jaren in de grond blijven, dus kweek je bonen elk jaar in verschillende delen van de tuin. Om de verspreiding van schimmel- en bacterieziekten onder planten te voorkomen, moet u niet in uw bonenveld werken als het gebladerte nat is.
Snijbonen zijn klaar voor de oogst als de peulen droog en broos zijn en de zaden binnenin hard zijn.
Snijbonen moeten voor het eten worden geweekt en gekookt.
Droge pronkbonenzaden kunnen maanden of jaren worden bewaard. Als u denkt dat er insecten in uw opgeslagen bonen zitten, vries ze dan in een luchtdichte verpakking in en bewaar de bonen vervolgens ontdooid.
Jaarlijks
Wanneer u zaden van snijbonen bewaart, scheidt u variëteiten met 160-500 voet.
Een enkele snijbonenplant zal levensvatbare zaden produceren. Bewaar zaden van 10-25 planten om een variëteit in de loop van de tijd te behouden.
Oogst de pronkboonzaden als ze erg hard zijn en hun peulen droog en broos zijn.
Als je pronkbonenpeulen niet helemaal droog zijn voor de eerste nachtvorst, trek de planten dan omhoog en droog ze binnenshuis verder.
Als de pronkbonenpeulen helemaal droog zijn, breek je ze open zodat de zaadjes vrijkomen. Scheid de zaden van het kaf. Als u een groot aantal pronkboonzaden bewaart, kunt u de peulen dorsen en wannen om de zaden en het kaf te scheiden.
Bewaar snijbonen op een koele, donkere en droge plaats in een luchtdichte verpakking om vocht en vochtigheid buiten te houden. Onder deze omstandigheden blijven pronkboonzaden 3-4 jaar houdbaar.