Bodemstructuur verwijst naar de combinatie van primaire bodemdeeltjes - zand, slib en klei - in grotere eenheden die aggregaten of kluiten worden genoemd. Aggregaten worden vaak gezien wanneer een grond wordt bewerkt of verstoord. Organische stof is de sleutel tot een goed gestructureerde bodem. Organische stof fungeert als bindmiddel of de "lijm" die bodemdeeltjes bij elkaar houdt.
Structuur is een wenselijke eigenschap in bodems en essentieel voor een goede plantengroei. Goed gestructureerde bodems bevorderen de wortelgroei en hebben goede drainage-eigenschappen, een hoog waterhoudend vermogen en goede beluchtings- of gasuitwisselingseigenschappen.
Verdichting vernietigt de bodemstructuur en veroorzaakt aanzienlijke problemen met de plantengroei in Utah-landschappen. Het wordt normaal gesproken veroorzaakt door herhaald voet- of voertuigverkeer over hetzelfde bodemgebied. Het verkeer kan worden geassocieerd met bouwactiviteiten, of voet- of voertuigverkeer in gevestigde landschappen. Vochtige omstandigheden maken bodems vatbaarder voor verdichting.
Door verdichting komen bodemdeeltjes dichter bij elkaar, waardoor de poriën worden verdreven en de hoeveelheid lucht en water in de bodem wordt verminderd. Het sluit ook het bodemoppervlak af en vermindert de hoeveelheid lucht en water die de bodem binnendringt. Verminderde gasuitwisseling en met name een lage zuurstofconcentratie in de wortelzone is de belangrijkste oorzaak van achteruitgang van planten in verdichte bodems. Verhoogde fysieke weerstand tegen beworteling is ook een groot verdichtingsprobleem.
Schaarse begroeiing of kale paden in grasgebieden zijn de meest voorkomende indicatoren van een bodemverdichtingsprobleem. Afstromend water en/of droge plekken in de grasmat kunnen ook een indicator zijn. Verschillende groeisnelheden tussen bomen die tegelijkertijd worden geplant, zijn gebruikelijk in parkomgevingen en kunnen vaak worden gekoppeld aan verdichting in de wortelzone van bepaalde bomen.
Bodemverdichting kan ook worden geïdentificeerd door een gebied te verkennen met een grondsonde, schop of schroevendraaier met lange steel. Een sonde moet gemakkelijk in vochtige, niet-verdichte grond kunnen worden geduwd. Meet gebieden die verdicht kunnen zijn, evenals normale gebieden ter vergelijking.