Problemen met broodvruchten:leer over veelvoorkomende complicaties van broodvruchten

Broodvrucht is een commercieel geteeld voedsel in warme, vochtige klimaten. Je kunt niet alleen het fruit eten, maar de plant heeft prachtig blad dat andere tropische planten accentueert. Bij de juiste weersomstandigheden, problemen met broodvruchten zijn zeldzaam. Echter, af en toe schimmelziekten, kleine plagen, en culturele praktijken kunnen problemen veroorzaken met broodvruchten. Het vermijden van complicaties bij broodvruchten begint bij de installatie en tijdens de vestiging van de planten. Juiste situering en grondsoort, evenals tussenruimte en bemesting, zal gezonde bomen ontwikkelen die bestand zijn tegen de meeste problemen.

Voorkeuren voor het kweken van broodvruchten

De tropische vrucht die bekend staat als broodvrucht is inheems in Nieuw-Guinea, maar is op grote schaal verspreid in veel tropische regio's, vooral de eilanden in de Stille Oceaan. Er zijn honderden soorten, elk met kenmerken die in bepaalde regio's de voorkeur hebben. De plant is geschikt voor gebieden waar temperaturen van ten minste 60 graden Fahrenheit (16 C.) voorkomen, maar vruchten het best waar ten minste 70 graden F. (21 C.). Voor tuinders die moeite hebben met het verbouwen van broodvruchten, het is eerst belangrijk om te kijken onder welke omstandigheden ze groeien.

Warme omstandigheden zijn essentieel, maar dat geldt ook voor blootstelling aan de volle zon voor de ontwikkeling van het fruit. Jonge planten moeten de eerste paar maanden in containers in 50% schaduw worden bewaard voordat ze in de grond worden geplant. De grond moet diep worden gecultiveerd, goed doorlatend, en vruchtbaar met een pH tussen 6,1 en 7,4.

Een van de meest voorkomende problemen met broodvruchten tijdens de vestiging is het laten uitdrogen van de plant. De planten zijn inheems in regio's waar gedurende ten minste de helft van het jaar veel regen valt. Eenmaal vastgesteld, ze zijn bestand tegen korte perioden van droogte, maar presteren het best als ze matig vochtig worden gehouden.

Voer twee keer per week kuipplanten met vloeibare mest en gebruik vroeg in het seizoen compostthee voor in de grond.

Culturele problemen met broodvruchten

De meeste problemen met broodvruchten beginnen wanneer planten jong zijn en zijn gerelateerd aan onjuiste culturele zorg. Als de grond arm is, het wortelstelsel zal zich niet goed ontwikkelen, beperking van het vermogen van de plant om water en voedingsstoffen op te nemen en zichzelf te onderhouden.

Jonge planten die uitdrogen, kunnen afsterven en moeten dagelijks worden gecontroleerd om dergelijke verliezen te voorkomen. De planten moeten in de grond worden geïnstalleerd in gaten van minimaal 38 cm diep en 1 meter breed. Afstand is erg belangrijk om schimmelziekten te voorkomen. Bomen moeten minimaal 7,5 m uit elkaar staan.

Snoeien nadat de boom 4 jaar oud is om een ​​sterke leider en goed gespreide takken te ontwikkelen, wordt aanbevolen, maar is bij sommige variëteiten niet noodzakelijk.

Gebrek aan fruit is een veelvoorkomend probleem bij het kweken van broodvruchten. Voeg ongeveer 4,4 lbs toe. (2 kg.) Meststof met een hoog fosforgehalte per boom per jaar om bloemen en fruit te vergroten.

Broodvruchtproblemen door insecten en ziekten

Als aan alle culturele voorwaarden is voldaan en er voldoende zorg wordt gegeven, maar er nog steeds broodvruchtcomplicaties zijn, kijk naar ziekten of insecten. Het is onwaarschijnlijk dat de meest voorkomende plagen aanzienlijke schade aanrichten. Dit zijn wolluizen, schaal, en bladluizen. Gebruik tijdens het groeiseizoen meerdere keren tuinbouwolie zoals neem, een keer voor de bloei en nog een keer net als de bloemen opengaan.

Zachtrot kan een schimmelprobleem zijn. Breng met een tussenpoos van een maand twee verstuivingen van het Bordeaux-mengsel aan. Het koperen fungicide kan ook helpen bij wortelrot en andere schimmelproblemen.

In wilde instellingen, een barrière opwerpen om te voorkomen dat grazende dieren het fruit en het gebladerte opeten. Broodvrucht wordt beschouwd als een vrij gemakkelijke plant om te groeien in zones die daarvoor geschikt zijn. Er zijn zelfs variëteiten met een matige koudetolerantie, dus telers in koudere streken kunnen het proberen.