Granaatappel groeit goed onder semi-aride omstandigheden en kan worden gekweekt tot een hoogte van 500 m. boven m.s.l.. Het gedijt goed onder hete, droge zomer en koude winter mits irrigatiefaciliteiten beschikbaar zijn. Vooral tijdens de vruchtontwikkeling en rijping heeft de boom een warm en droog klimaat nodig. De granaatappelboom is bladverliezend in gebieden met een lage wintertemperatuur en groenblijvend of gedeeltelijk bladverliezend in tropische en subtropische omstandigheden. In de rustfase kan hij in aanzienlijke mate vorst verdragen, maar hij raakt gewond bij een temperatuur lager dan -11°C.
Het groeit onder een grote verscheidenheid aan bodems en kan tot op zekere hoogte zelfs alkaliteit en zoutgehalte verdragen. Echter, de beste resultaten worden verkregen in diepe zware leem en goed doorlatende bodems. Het is gevoelig voor schommelingen in het bodemvocht, waardoor het fruit barst, wat een ernstig probleem is voor dit gewas. goed doorlatende, zandige leem tot diepe leem- of alluviale bodems is geschikt voor granaatappelteelt.